Het politieke drama rondom de Stadsgehoorzaal wordt steeds groter. Na het raadsonderzoek met betrekking tot de overschrijdingen dat veel ellende blootlegde komen er steeds weer nieuwe problemen naar boven. Na het door wethouder Witteman gesloten afwijkende contract met de inmiddels failliete aannemer lijkt de gemeente nu staatssteun te geven aan de commerciële huurders aan het pand onder de nieuwe zaal.
Ik snap dat het op dit moment moeilijk is om de winkel te verkopen of tegen een goede prijs te verhuren. De economische recessie en de vertragingen in het Aalmarktproject hebben begrijpelijkerwijs grote invloed. Een korting op de huurprijs is in zo’n geval niet meer dan normaal. Dat is een vorm van marktwerking.
Maar wat het college van B en W nu besloten heeft is totaal iets anders. Een groot deel van de aanloopkosten van de winkels (waaronder de kosten van reclame) worden door de gemeente geheel vergoed. Daarnaast is er sprake van een omzetafhankelijke huur.
De gemeente Leiden gaat ondernemersrisico lopen op een onverantwoorde wijze. Want als de winkelketen niet succesvol is leidt met name de gemeente Leiden een enorme strop. De gemeente is geen ondernemer en moet dat ook niet willen spelen. Eén van de leerpunten van het onderzoek naar de overschrijding grote projecten was nu juist dat de gemeente de risico’s moet leggen bij de partijen die de risico’s goed kunnen beheersen. Het zou me niets verbazen als er nog eens een wethouder sneuvelt over de Stadsgehoorzaal.